Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie, zij [17]storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want [18]wie hoort het? 17. Of, gieten, bobbelen, of borrelen uit allerlei lasterredenen van mij. Van het Hebr. woord , zie hfdst.19 vs.3, en verg. Jer.6:7, en onder vs.13, vs.13. 18. Dit zijn de woorden der vijanden, waarmede zij te kennen geven dat zij door geen vreze Gods wederhouden worden, sprekende al wat zij willen, alsof er geen God ware, die het hoorde. Zie hfdst.10 vs.11, en hfdst.94 vs.7.